Interview met Hans Alma, hoogleraar Religieus Humanisme en Compassie
Je bent benoemd als bijzonder hoogleraar Religieus humanisme en Compassie. Wat wil jij in de komende jaren bereiken met je leerstoel?
Ik zie de leeropdracht in de context van de grote globale opgaven van deze tijd, vooral met betrekking tot de ecologische crisis. Deze crisis is onlosmakelijk verbonden met fundamentele vragen over mens-zijn in relatie tot de wereld waarvan wij deel uitmaken in al haar schoonheid, kwetsbaarheid en weerbarstigheid.
Religieus humanisme gaat voor mij over die vragen. Centraal staat het zoeken naar nieuwe manieren om met elkaar en met de rest van de wereld om te gaan, vanuit het oogpunt van onderlinge afhankelijkheden en zoekend naar partnerschap en verbondenheid. Dat heeft zowel sociale, culturele als ecologische consequenties.
Vanuit de leerstoel kan ik daarbij een levensbeschouwelijke dimensie inbrengen.
Sociaal-ecologische verandering vraagt niet alleen technische en sociaal-wetenschappelijke inzichten, maar ook aandacht voor de existentiële en religieuze vraagstukken die ermee gemoeid zijn. Er is veel aandacht voor de psychologische gevolgen van de klimaatcrisis (klimaat-angst of klimaat-depressie genoemd), maar daarbij wordt de dimensie van zingeving vaak buiten beschouwing gelaten. Terwijl de vraag waar mensen op existentieel niveau in geloven, wat hen inspireert, hoop geeft en motiveert tot veranderend handelen van cruciaal belang is.
Vrijzinnige theologie en eco-theologie bieden inzichten om deze benadering in religieus-humanistische zin uit te werken. Daarin wordt aan compassie een centrale rol toegekend als drijfveer van zorg voor onze wereld. Compassie vraagt onze zorgzame inzet voor de ander, waarbij we de ander niet alleen in haar pijn en beperkingen, maar ook in haar mogelijkheden blijven zien. Compassie heeft persoonlijke en maatschappelijke betekenis waar het gaat om respectvol samenleven in een globaliserende wereld, met elkaar en met andere bestaansvormen.
Hoe komen we tot praktijken en beleid die niet eenzijdig focussen op economische groei, maar waarin de bevordering van leven en levendigheid richtinggevend is? Kunnen we in onze liefde recht doen aan de ander in haar wil om te leven, in de unieke manier waarop leven zich in deze ander manifesteert? Die vragen wil ik nader onderzoeken in de context van religieus humanisme. Dit sluit nauw aan bij de waarden compassie, duurzaamheid en solidariteit die in de visie en missie van het Apostolisch Genootschap centraal staan.
De bijzondere leerstoel Religieus Humanisme en Compassie biedt een veelbelovend kader voor dit onderzoek, met mogelijkheden voor praktijkgerichte uitwerking in de context van gemeenten van het Apostolisch Genootschap en verwante vrijzinnige organisaties. Kort gezegd is mijn ‘missie’ voor deze leerstoel:
Bijdragen aan een samenleving waarin
- compassie, duurzaamheid en solidariteit gerealiseerd worden in praktisch handelen,
- vanuit een diepgaande bezinning op mens-zijn in een kwetsbare wereld,
- geïnspireerd door een wetenschappelijk onderbouwd religieus humanisme, dat bijdraagt aan gesprek over goed (samen)leven in het publieke domein.
Hoe is het eigenlijk gesteld met het wetenschappelijk onderzoek naar religieus humanisme?
In een artikel uit 1975 stelde de religiewetenschapper William Jones dat het ontbrak aan een systematische theologie of filosofie van religieus humanisme. Ik vrees dat dat nog steeds zo is. De academische literatuur over religieus humanisme waaiert veel kanten uit: Renaissance-denkers, confucianisme, de Amerikaanse beweging die beter bekend is onder de naam ‘Ethical Culture’ of ‘Ethical Humanism’.
Ik vind die diversiteit een rijkdom, maar zal daarin een eigen weg moeten zoeken. Vorig jaar is een goed overzicht verschenen van hoe religieus humanisme zich in Nederland ontwikkeld heeft: Pioniers en bruggenbouwers: tussen humanisme, vrijzinnigheid en religies van Marco Oostdijk. In Nederland gaat het om een kleine beweging en in Vlaanderen, waar ik woon, is religieus humanisme helemaal een onbekende term.
Er valt hier in de lage landen het nodige te doen aan onderzoek en systematisering!
Zoals hiervoor gezegd zijn vrijzinnige en eco-theologie voor mij belangrijke inspiratiebronnen. De vrijzinnig theologe Catherine Keller spreekt van de hoop op een planetair samenleven en de relationele kosmologie die daarvoor nodig is. Ik sluit me graag aan bij haar hoop en streven via onderzoek naar theorie en praktijken van religieus humanisme.
Ik put onder andere uit het boek Ecotheology and Nonhuman Ethics in Society – A Community of Compassion, geredigeerd door Melissa Brotton (2017), waarin wordt teruggegrepen en voortgebouwd op een christelijke ethiek van compassie die ook niet-menselijke levensvormen omvat. De theologe Celia Deane-Drummond zoekt hierin naar de ontwikkeling van een ethiek die de bloei van leven in al zijn verschijningsvormen op het oog heeft en naar het vormen van (religieuze) gemeenschappen die zich daarvoor inzetten. Deane-Drummond vertrekt vanuit een katholieke theologie; ik zie mogelijkheden voor een eigen benadering vanuit religieus-humanisme. Ik vind daarvoor inspiratie in het denken van Paul Tillich (The courage to be, 1952) en van John Dewey (A common faith, 1934). Zij bieden mij ingangen voor het grondslagenonderzoek dat mij voor ogen staat. Ik wil daarnaast empirisch onderzoek doen naar hoe de centrale waarde compassie praktische vorm krijgt in (vrijzinnige) geloofsgemeenschappen en of religieus humanisme daarin een motiverende kracht is.
In een interview sprak jij over ‘levensbeschouwelijke armoede in de samenleving’. Wat bedoel je hier precies mee en wat zou je eraan willen doen?
Ik doe mijn onderzoek vanuit een groot gevoel van urgentie en zorg om wat ik de levensbeschouwelijke armoede van onze tijd noem. De seculiere opvatting van een neutrale publieke ruimte heeft een belangrijke rol gespeeld in het verwijzen van religie en levensbeschouwing naar de privé-sfeer. Ook daar zijn levensbeschouwelijke taal en vormen voor veel mensen uit weggesijpeld. Maar achter iedere inrichting van de samenleving schuilt een mens- en wereldbeeld dat kritische reflectie behoeft.
De dominantie van het economisch model krijgt te weinig tegenspel vanuit een fundamenteel maatschappelijk gesprek over goed samenleven. Daar zijn taal en andere uitdrukkingsvormen voor nodig waarover veel mensen niet langer beschikken.
Ik denk dat levensbeschouwelijke organisaties en groepen een belangrijke rol spelen in het vinden van uitdrukkingsvormen die bij deze tijd passen, maar die ook een maatschappij-kritische functie kunnen vervullen. In het licht van de sociaal-ecologische problemen waarmee we geconfronteerd worden is dat van groot belang.
Met religieus humanisme beoog ik de levensbeschouwelijke dimensie in te brengen die nodig is om sociaal-ecologische problemen aan te pakken. Ik hoop een bijdrage te kunnen leveren aan sterke samenwerking met verwante levensbeschouwelijke organisaties.
Het is echt nodig om vanuit vrijzinnigheid niet zozeer een tegengeluid, maar een ‘ander-geluid’ te laten horen, dat letterlijk de prioriteit bij de ander legt die onze aandacht, compassie en zorg nodig heeft. Ik hoop dat we van de coronacrisis leren hoe belangrijk zorg is als fundamentele waarde voor een leefbare samenleving. Ik denk dat een samenwerkende vrijzinnigheid ertoe moet bijdragen dat we dat niet opnieuw uit het oog verliezen in ons streven naar economisch herstel.
Hoe ziet volgens jou de toekomst van het (religieus) humanisme eruit?
In mijn denken over humanisme speelt het werk van de Amerikaanse politiek filosoof William Connolly een belangrijke rol. Hij bracht in 2017 het boek Facing the planetary: Entangled humanism and the politics of swarming uit. In dit boek geeft hij kritiek op veel vormen van hedendaags humanisme met een modernistisch mensbeeld (nadruk op het autonome individu) en een antropocentrisch wereldbeeld (de wereld als maakbaar naar de verlangens van de mens).
Toch wil hij humanisme niet opgeven, zoals sommige postmoderne critici van humanisme dat doen. Connolly vindt humanisme van belang, omdat mensen kwaliteiten en verantwoordelijkheden hebben die zij kunnen inzetten voor het realiseren van goed (samen)leven op een kwetsbare planeet. Hij pleit voor een ‘entangled humanism’ dat uitgaat van wederzijdse afhankelijkheidsrelaties tussen verschillende bestaansvormen, bijvoorbeeld zo elementair als de bacteriën in onze darmen die onze stemmingen beïnvloeden. Entangled humanism onderzoekt hoe de mens in dergelijke ‘verstrengelingen’ kan participeren vanuit een houding van partnerschap en zijn creativiteit kan aanwenden in zorg voor het tot bloei komen van de diversiteit aan levensvormen.
Connolly maakt daarbij ruimte voor transcendentie, opgevat als het inbreken van de ‘ander’ in mijn bestaan die mij uit zelfbeslotenheid tilt en mij opent naar wat mij overstijgt. In het licht van urgente samenlevingsvragen zoals sociale onrechtvaardigheid, polarisatie en populisme, en de ecologische crisis wijst Connolly op de noodzaak om tot nieuwe vormen van gemeenschap te komen, een pluralistisch ‘wij’ dat verschillen in geloofsovertuiging overstijgt in een inzet voor gezamenlijke doelen.
Zo kan een gedeelde zorg over een concreet aspect van hun omgeving – bijvoorbeeld de verkeersveiligheid in hun buurt – mensen met heel verschillende achtergronden verbeeldingsvol op zoek doen gaan naar veranderingsmogelijkheden. Connolly hecht in dat verband belang aan een spiritualiteit die mensen kan inspireren en ze verbindt in plaats van verdeelt.
Zijn visie laat voor mij zien wat humanisme in deze tijd kan betekenen en is een drijvende kracht achter mijn invulling van de leerstoel Religieus Humanisme en Compassie.
fotograaf: Maartje Geels