Wim Verschuren: Een parel van stof ontdaan
Waar anderen spreken over ‘compassie’ of ‘mededogen’ is het woord ‘barmhartigheid’ Wim Verschuren dierbaar. Het is het kernwoord in de spiritualiteit van zijn congregatie, die in de bevrijdende en chaotische jaren zestig in een diepe crisis terechtkwam. De eigen identiteit, de zingeving raakte uit zicht, veel fraters traden uit. Wim Verschuren begreep intuïtief dat zijn gemeenschap de crisis alleen te boven kon komen als ze haar spiritualiteit kon vernieuwen. In een herbronningsproces van jaren vroegen de fraters zich af: ‘Wat maakte de eerste generatie fraters gelukkig en hun leven vruchtbaar?’ En zo herontdekten zij barmhartigheid als het hart van hun spiritualiteit.
Wim: ‘Deze herontdekking was voor mij persoonlijk als het vinden van een kostbare parel. Je moet er het vele stof nog afdoen om te gaan zien hoe mooi hij is. Ik kan moeilijk onder woorden brengen wat het hervinden en gaan beleven van barmhartigheid voor mijn gemeenschap en mij persoonlijk heeft betekend. Meer dan vijfentwintig jaar ben ik er nu mee bezig, samen met anderen, en ik ontdek steeds meer dat barmhartigheid voor de uitbloei van een mens en voor een menselijke samenleving wezenlijk is.’
Zo wil ik niet leven
Al jaren voordat hij er met zijn congregatie over nadacht had barmhartigheid de aandacht gewekt van Wim. ‘Het begrip kreeg betekenis door een schokkende ervaring toen ik een jaar of twaalf was. Het was vlak na de oorlog. Een man en een vrouw die in de oorlog ‘fout’ waren, werden op een schavot gezet. Het halve dorp stond daar naar te kijken. Dat heeft me erg geraakt. Ik word nog emotioneel als ik het vertel. Ondersteboven was ik toen ik hun gezichten zag. Ze waren wel fout, maar ik dacht: ‘Dát doe je niet, dat is niet menselijk!’ Mijn moeder bevestigde dat gevoel. Die ander, hoe fout ook, is een medemens. Je maakt hem tot een object als je hem zo behandelt.
Toen heb ik ook geleerd dat een massa wreed en onbarmhartig is. Het vraagt enorm veel moed om uit de groep te stappen en te zeggen: ‘Dit kan niet!’ Later realiseerde ik me dat het mij evengoed had kunnen overkomen. In een vergelijkbare situatie, was ik dan beter geweest? Ik hoop dat ik nooit in de situatie kom waarin ik de moed moet hebben om iets te doen voor een ander, terwijl ik het niet durf. Of dat ik me in dit opzicht niet tot naaste maak. Als iemand van zijn fiets wordt getrokken terwijl ik langsloop kan ik wel de andere kant opkijken maar ik wéét wat ik eigenlijk moet doen. Als ik op een feestje anderen iets hoor beweren kan het stormen in mijn binnenste. Maar als gast kun je toch niet alles zeggen.’
Die ervaring heeft hem erg geraakt en is van invloed geweest op zijn verdere leven. ‘Ik dacht: ‘Zo wil ik niet leven.’ Dat heb ik van mijn moeder. Ze hield van mensen. Ze kon intens begaan zijn met een ander. Allemaal moeten en niets mogen, dat was voor haar geen liefhebben.’
‘Het gaat mij niet alleen om een leven in dienstbaarheid, maar ook dat we van onszelf houden. Dat is zelfs een voorwaarde om voor anderen barmhartig te zijn.’
Onder het stof vandaan
Het woord barmhartigheid roept bij velen weerzin op en heeft een negatieve klank gekregen. ‘Aanvankelijk ook bij de fraters. Er moet heel wat stof verwijderd worden voor de waarde ervan kan worden gezien en beleefd. De belangrijkste reden van deze devaluatie is, dat barmhartigheid een morele plicht was geworden: het kwam in de sfeer van moeten en dienen terecht. Terwijl barmhartigheid ten diepste ‘liefhebben’ is. Dat komt voort uit een heel andere bron.
Ernstiger nog was de ontsporing van het tweede gebod: de naaste liefhebben als jezelf. Mensen die vol toewijding de werken van barmhartigheid deden [1], werd geleerd dat zij zelf er niet toe deden. Deze werken van barmhartigheid staan voor de haast eindeloze rij van werken van barmhartigheid en omvatten: de hongerigen voeden, dorstigen laven, naakten kleden, vreemdelingen herbergen, zieken bezoeken, gevangen verlossen, doden begraven. Daarnaast zijn er ook zeven geestelijke werken van barmhartigheid: twijfelenden raad geven, onwetenden leren, zondaars vermanen, bedroefden troosten, beledigen vergeven, onrecht geduldig verdragen, voor de naaste bidden. In de bijbel staat over barmhartigheid: ‘Al wat je gedaan hebt voor één van dezer geringsten van mijn broeders en zusters, heb je aan Mij gedaan.’ Door de eeuwen heen is deze uitspraak een bron van inspiratie en een uitdaging geweest voor mannen en vrouwen om hun leven te wijden aan barmhartigheid.
‘Wees gaarne vergeten en voor niets geteld’ zei men. De mensen die zich met liefde toewijdden aan de werken van barmhartigheid, leerden zichzelf niet lief te hebben, maar te verloochenen. Ze werden niet gezien, met als gevolg dat zij geen gezonde eigenwaarde ontwikkelden. Dat trekt barmhartigheid in een sfeer van goed en fout. Als je niet barmhartig bent, ben je niet goed. Dan gaan mensen bewijzen dat ze goed genoeg zijn, door goed te zijn voor anderen. Een gebrek aan eigenwaarde wordt op die manier gecompenseerd door barmhartigheid.’
De gevolgen waren ernstig. Religieuzen, met name vrouwen, liepen daardoor het gevaar emotioneel niet uit te groeien en hard te worden naar zichzelf en anderen. ‘Ik heb het altijd pijnlijk en verdrietig gevonden, wanneer mensen niet tot bloei komen, wanneer ze verkrampt worden of in wrok terecht komen. Het gaat mij niet alleen om een leven in dienstbaarheid, maar ook dat we van onszelf houden. Dat is zelfs een voorwaarde om voor anderen barmhartig te zijn. Want wat voor zin heeft het de wereld te redden als je schade lijdt aan je ziel?’
Liefde voor jezelf
Ook nu nog is het niet vanzelfsprekend dat mensen barmhartig zijn voor zichzelf, zich zelf lief hebben. ‘Ik denk vaak dat veel jonge mensen niet houden van zichzelf. Dat raakt me. Wie zichzelf niet heeft leren accepteren en niet ‘goed genoeg’ is, benadert bijna automatisch een ander mens alsof hij geen waarde heeft. Hij ziet de ander als object. Wie de ander beschouwt als medemens kan hem niet bot behandelen.
Er wordt tegenwoordig veel gevraagd van jonge mensen. Kinderen al moeten van alles kunnen! Je kunt dan al snel het gevoel krijgen ‘Ik ben niet goed genoeg’. Vaak gaat het leven van een leien dakje, maar als jonge mensen de eerste grote tegenvallers krijgen hebben ze nauwelijks een fundament om op terug te vallen. Dat verklaart waarschijnlijk ook de hoge cijfers van jeugdsuïcide. Een meisje liet ooit een briefje achter: ‘Papa en mama, het ligt niet aan jullie, ik ben gewoon niet goed genoeg.’ Dat houdt mij echt bezig. Jonge mensen zijn zo kwetsbaar. Daarom zoek ik wegen om jonge mensen de parel van de barmhartigheid te laten ontdekken.’
‘Barmhartigheid is in feite altijd herscheppen van het leven, bevrijden, losmaken, oprichten, weer tot leven brengen.’
Tot bloei komen
Barmhartigheid ontwikkelen is een proces van menswording. Daar is een heel leven voor nodig. ‘Mensen tot bloei zien komen, dat is voor mij de grootste vreugde. Het doet mij pijn als een mens gebogen gaat en niet leeft. Meestal komt barmhartigheid niet vanzelf naar buiten en moet het opgedolven worden. Er zit gruis op, dat eraf geschuurd moet worden. Je wordt alleen een liefhebbend mens door het leven zelf. Bij sommige mensen zie je dat het niet lukt. Dat ze steeds meer eeltlagen om het hart krijgen en opgesloten zitten in hun ego. Ze zijn zo behoeftig dat ze niet aan een ander denken, maar uitsluitend aan zichzelf. Ik gun iedereen zo van harte dat het wel lukt, dat je als mens open bloeit.’
Hoe zou het toch komen dat het bij de één wel en de ander niet lukt om gedurende het leven die omslag naar mildheid te maken? ‘Dat is een groot mysterie, hoe sommige mensen die beweging kunnen maken ondanks allerhande gebeurtenissen. Als ik een lezing houd voor ouderen zeggen ze altijd dat barmhartigheid ontwikkelen niet meer voor hen geldt. Ik maak ze duidelijk dat het juist aan de orde is als je oud wordt. Als oude mensen de beweging van hardvochtigheid naar barmhartigheid niet kunnen maken, dan wordt hun wereld steeds kleiner. Ze worden steeds meer op zichzelf betrokken en hard in hun oordeel. Oude mensen kunnen zo hard zijn! Als het niet lukt dan blijven ze mieren over wat hun tekort is gedaan of wat ze verkeerd hebben gedaan. Ze bidden met een heel klein hart. Ze kunnen niet leven en niet doodgaan. Oude mensen die het wel lukt – en dat zijn gelukkig velen – houden de ogen open, die worden mild. Ze verzoenen zich met hun bestaan. Zij worden barmhartig voor zichzelf en anderen. Daarom vind ik begeleiding van oude mensen heel belangrijk. Soms zie je mensen juist in de laatste weken van hun leven zo’n beweging maken, dat ze zich overgeven. Dat is geweldig. Ik vind het vreselijk als mensen sterven zonder dat ze die omslag maken.’
Leven komt voor Wim vóór barmhartigheid. ‘Leven dat zo vaak geschonden wordt en afgeknepen. Er is zoveel lijden en verdriet. Barmhartigheid is in feite altijd herscheppen van het leven, bevrijden, losmaken, oprichten, weer tot leven brengen. De gave van het leven is mij zeer dierbaar. Ook omdat mijn moeder mij na vele miskramen het leven heeft geschonken. Ik was een zeer geliefd kind en ben door haar – mijn vader overleed toen ik negen was – vrij opgevoed, zonder moeten of veel regels. Voor mijn moeder was leven belangrijker dan wetten. Daarbij putte zij uit haar authentieke geloof. Zij leerde me dat God liefde is, de bron van barmhartige liefde. In haar innige en vertrouwelijke aanspreking van Onze lieve Heer kwam dat ook tot uiting. Dat eenvoudige geloof heb ik niet. Maar wel de overtuiging dat we geschapen zijn om door pijn, verdriet, onrecht en menselijk tekort heen, voluit te leven in vreugde en liefde. Een van de weinige verzen die ik uit mijn hoofd ken is: ‘Ik wil dat ze het leven hebben en wel in overvloed.’ [2] Het gaat om leven, in overvloed.’
Voor Wim is het leven een gave en bij hem leeft het besef dat we voor ons al of niet welbevinden voor een behoorlijk deel afhankelijk zijn van de barmhartigheid of onbarmhartigheid van anderen. ‘Persoonlijk omschrijf ik barmhartigheid graag als een onverdiende zegen. Ik voel me gezegend door vele mensen. Om niet, want ik kan niet verdienen dat mensen mij nabij zijn, mij zien en accepteren. Dat inzicht doet ook dankbaarheid in mij groeien. Dank je wel leren zeggen, omdat je veel dingen niet meer gewoon vindt. Voor iemand die niet dankbaar is, valt het niet mee om een barmhartig mens te zijn. Hij heeft niet begrepen dat iedereen de barmhartigheid van een ander nodig heeft om te leven. Barmhartigheid beleven als onverdiende zegen, is voor mij ook een stimulans om te proberen voor de ander een zegen te zijn.’
‘De weg van barmhartigheid is dagelijks de weg gaan van zien – bewogen worden – in beweging komen.’
De weg van barmhartigheid
‘In onze traditie werd ons een hoog ideaal voorgehouden. Van ons als twintigjarigen werd verwacht dat je al op de hoogte van dat ideaal kon leven. Maar met zo’n ideaal durf je het leven bijna niet te leven. Velen hadden dan ook het gevoel dat ze faalden. Je kunt zo bang worden om onbarmhartig te zijn dat de ontwikkeling juist afgeremd wordt. Men leerde ons niet dat barmhartigheid een weg is, die we gewoon moeten gaan. Het is een weg die men al gaande leert kennen en die wordt geïnitieerd door een verlangen dat van binnenuit komt.
Wim zegt veel geleerd te hebben over barmhartigheid uit de parabels in het evangelie. Ze leren veel over wat er tussen mensen speelt aan edelmoedigheid en bekrompenheid en kleinheid. ‘De parabel van de barmhartige Samaritaan wordt het archetype van barmhartigheid genoemd. In de parabels gaat het telkens om een drieslag: de ander zien, je door hem laten raken en in beweging komen. Bij barmhartigheid gaat het dus om een bewogen handelen, waarbij de ander gezien wordt. Je hele mens-zijn is er bij betrokken. Voor mij is dit een praktische leidraad in mijn leven geworden. De weg van barmhartigheid is dagelijks de weg gaan van zien – bewogen worden – in beweging komen. Dat maakt mijn leven niet makkelijker, wel eenvoudiger. Ik hoef de weg van barmhartigheid niet te zoeken, want de hele dag kom ik mensen tegen.
Wim haalt in dit verband een tekst te voorschijn die hem dierbaar is: ‘Barmhartigheid speelt overal tussen mensen. Zij heeft geen voorkeur voor een bepaald soort relatiepatronen. Barmhartigheid speelt in relaties, maar ze zit niet vast aan patronen. Zij woont overal waar zij tussen mensen een kans krijgt. Daar schept zij een weldadige sfeer. Zij zorgt er voor dat het goede overhoudt, dat het goede welig tiert. Barmhartigheid is goedertieren.’
Barmhartigheid maakt met groot genoegen de verhouding tussen een man en een vrouw liefdevol, de band tussen vrienden hartelijk, de relatie tussen gastheer en gast gul, de omgang tussen broers en zussen genegen. Ze maakt de samenwerking op de werkvloer kameraadschappelijk en solidair, de afhankelijkheid van de patiënt van dokter en verpleegster respectvol, de sfeer op het sportveld sportief en gunnend en de relatie tussen onderwijsgevende en leerling vruchtbaar.’ [3]
Tedere kracht
Het leven is voor Wim niet plat en vaak paradoxaal. Als je kunt liefhebben kun je ook haten. De kunst is wel om het in die spanning uit te houden en niet naar één kant te schieten. Zo vraagt barmhartigheid om wijsheid.
‘De paradox van krachtige tederheid of tedere kracht spreekt me op dit moment aan. Ik heb zo’n hekel aan conflicten, dat ik soms niet in mijn kracht ga staan als het aan de orde is. In onze communiteit wonen we met zeven mensen. Natuurlijk ben je niet met iedereen even vertrouwd. Wanneer is het nu barmhartig om iets te zeggen en wanneer juist om mijn mond te houden? Soms moet je de moed hebben om de ander te confronteren met zijn gedrag en je gezag te laten gelden. Maar steeds zonder uit het oog te verliezen dat de ander misschien niet gelijk aan je is, maar wel gelijk-waardig. Mij helpt het om te denken dat het mijn broeders en zusters zijn. Als welwillendheid de grondtoon is kan barmhartigheid ook scherp of confronterend zijn.’
Een andere paradox die Wim veel gebruikt is die van de gewonde heler. In essentie zijn we heel en in staat om anderen te helen. We kunnen anderen als hele mensen te zien en behandelen door hen niet in hun gewond zijn, maar in hun helende kracht aan te spreken. Maar we zijn ook zelf gewond, bang en laf. En in staat om anderen te verwonden. ‘We zijn wormstekig en in staat tot geweld én we kunnen ook het kleine in onszelf en anderen liefhebben. De paradox beleven van heler zijn én zelf gewond maakt je tot naaste van de ander.
Maar er zijn er die een andere mensvisie hebben. Die zeggen: ‘Homo homini lupus est’ (De mens is voor de ander een wolf) of in een moderne versie: ‘L’enfer, c’est les autres (De hel, dat zijn de anderen). Je kunt inderdaad de hel zijn voor elkaar. Dat kan ook op een geniepige manier, door iemand zo te helpen dat je hem vernedert. Als we elkaar beschouwen als wolven, dan gaan we instrumenteel met elkaar om, dan worden relaties een vorm van ruilhandel. Ouders gaan hun kinderen betalen als ze iets voor hen doen.’
We spreken met elkaar over de vele overstromingen die ons de laatste tijd hebben getroffen. Waarom groeit de één in zo’n situatie uit en verlaagt de ander zich?
‘We hebben allemaal een keuze, alle parabels zeggen dat: je kiest of niet. De meest angstige mensen kunnen in een crisis de meest moedige worden, als ze door hun angst heen komen. Aan de andere kant hebben we het niet helemaal in de hand. Wie zal zeggen hoe ik zal handelen als ik in zulke omstandigheden terechtkom? Soms moeten we onze onmacht of ons onvermogen erkennen en het uit handen durven geven. Barmhartigheid speelt zich af tussen mensen, maar haar oorsprong ligt ergens anders. Soms heb ik het besef dat ik niet iets doe, maar dat ik instrument mag zijn. Dat het mij gegeven wordt om in liefde naar de ander uit te staan. In dat licht ook bid ik elke dag het eeuwenoude gebed tot de Geest: Kom met uw licht en uw warmte en vervul mij. En maak recht wat krom is, warm wat verkild is, gezond wat ziek is, lenig wat verkrampt is…’
‘Ook nu zijn er overal in de wereld talloze schijnbaar gewone mensen die barmhartigheid handen en voeten geven, dag in dag uit.’
Een wereldwijde beweging
In alle spirituele tradities is mededogen of barmhartigheid een centrale waarde. ‘Dat betekent voor mij dat we deel uitmaken van een beweging die veel groter is dan ikzelf, dan onze congregatie, dan onze westerse spiritualiteit. Deze beweging of keten van barmhartigheid loopt door de eeuwen heen. Ook nu zijn er overal in de wereld talloze schijnbaar gewone mensen die barmhartigheid handen en voeten geven, dag in dag uit, op de plek waar ze staan. Zij zijn het die de wereld dragen. Ik word vaak ontroerd door gezichten van zulke mensen. Daar kun je een soort innerlijke mildheid in zien, ondanks alle kromme dingen die ook in mensen zitten. Ik zie mezelf in die rij en ik wil die eindeloze rij van mensen een stem geven.’
Zo is de Beweging van Barmhartigheid ontstaan. ‘Toen we met onze congregatie in 1994 ons honderdjarig bestaan vierden, realiseerden we ons hoe belangrijk het is dat we ons erfgoed doorgeven. Onze gemeenschap veroudert. Nu hebben we de kans nog en over tien jaar misschien niet meer. Daarbij gaat het ons niet om de uiterlijke vormen, maar om de essentie van onze spiritualiteit. Wij staan in een eeuwenoude beweging van barmhartigheid. Hoe zorgen we voor het kwetsbare in de mens? Hoe voorkomen we dat de kwetsbare mens door onze onachtzaamheid onder de voet wordt gelopen? En dat de werken van barmhartigheid niet verschralen tot werken zonder dat het hart er bij is? Dat we in de haast de mens zelf over het hoofd zien?
Het is heel bijzonder om mee aan de wieg gestaan te hebben van de Beweging. Ik heb er veel in geïnvesteerd, maar ook hier geldt de wederkerigheid: ik heb er nog meer voor ontvangen.’
Het is zoals het is
Wim gaf een aantal jaren leiding aan zijn congregatie en weet uit eigen ervaring hoe het is om dit te doen vanuit een barmhartige houding. ‘Het gaat erom welke cultuur je schept, hoe mensen met elkaar omgaan. Dat begint bij de top, die moet het voorbeeld geven. Barmhartigheid is meer dan je functie vervullen. Je kunt je niet verschuilen achter je rol of achter de regels. Je besluiten moeten voortkomen uit je mens zijn.’
Waar mensen samen werken is compassie voor elkaar, maar ook onbarmhartigheid. Medewerkers lopen elkaar onder de voet in een race naar de top, ze hebben vooral oog voor hun persoonlijke belangen en willen soms het onderste uit de kan. Ze zijn niet innerlijk vrij en denken alleen aan zichzelf. Hoe ga je om met zulke mede-werkers? ‘Allereerst moet je opkomen voor degenen die hieronder lijden. Je kunt, hoe dan ook, niet dulden dat mensen gepest worden. Als leidinggevende moet je zorg hebben voor de zwakkeren op de werkvloer. We hebben een poster uitgebracht me de tekst: ‘De kwaliteit van de samenleving kun je afmeten aan de mate van aandacht voor de zwakste schakel.’ Ik ken leidinggevenden die deze poster in hun werkkamer hebben opgehangen. Niet zo maar, maar als opdracht.’
In het klooster van ZIN spreekt Wim vaak met trainingsgroepen over barmhartigheid in het werk. Hij doet dat graag om hen bewust te maken, dat het geluk van de medewerkers voor een groot gedeelte afhangt van de wijze van leiding geven En dat bij het samen werken aan een werkomgeving waar recht en vrede heersen degenen die leiding geven daarin een rol van betekenis spelen.
‘Ik kom geregeld in contact met jonge managers tussen de dertig en veertig jaar. Ze hebben het vreselijk druk: baan, carrière, kinderen, sociale verplichtingen. Ik vertel hen hoe ze barmhartig kunnen zijn voor zichzelf door de lat niet zo hoog te leggen. Als leidinggevende moeten ze leren over de angst heen te komen dat hun medewerkers het niet goed doen. Als je van binnenuit kunt zeggen ’Het is zoals het is’, geeft dat ruimte. Als je dat kunt zeggen, houd je ermee op ergens tegen te vechten. Daardoor ontstaat overgave. Dat is de eerste stap. Het los kunnen laten en vanuit overgave weer overeind komen moet daarop volgen. [4] Je stuit ook op misverstanden, zoals het idee dat iemand ontslaan altijd onbarmhartig zou zijn. Soms is het zelfs barmhartig dat te doen. Waar het vaak om gaat is de wijze waarop men iemand zijn werk ontneemt. Leiding geven in barmhartigheid is nooit soft, maar krachtig en respectvol tegelijkertijd. Het vraagt van leiders de moed om voorop te lopen, je nek uit te steken en anderen te inspireren zonder daarbij degenen die moeilijk meekunnen uit het oog te verliezen.’
Overgave is er ook in Wims eigen leven, zoals het is en zoals het gelopen is: het resultaat van vallen en opstaan, lijden aan het leven en er van genieten, van vervuldheid en onvervulde verlangens. ‘Het is nog niet zo heel lang dat ik over mijn eigen leven kan zeggen: ‘Het is goed zo.’ Zo’n uitspraak is niet zo simpel. Voordat je aan die acceptatie toe komt… Ik had graag een vrouw en kinderen gewild. Ik ben uiteindelijk tot de ontdekking gekomen dat het leven ook vrucht kan dragen zonder kinderen. Ik voel me gezegend en dankbaar. Ik heb de wederkerigheid van leven in barmhartigheid mogen ervaren. Ongevraagd krijg je er veel voor terug.
Die wederkerigheid wordt zo beeldend verwoord in een kort gedicht van Willem Hussem:
Voorzichtig
heb ik de gevangen vogel
uit de strik verlost
ik laat hem vliegen
hij geeft mij vleugels
Aan dat besef ging wel wat vooraf, hoor. Maar je kunt niet marchanderen met waar je voor gekozen hebt. Dan raak je je authenticiteit kwijt. Waar is de grens dat je ontrouw wordt aan je keuze? Er komt een moment waarop je zegt: ‘Dit is mijn leven.’ Dat heeft te maken met de verantwoordelijkheid voor mensen die ik op me heb genomen. Ik moet mensen recht in de ogen kunnen zien. Trouw zijn aan de mens die ik ben. En daarin speelt barmhartigheid een grote rol. Ik geloof, met barmhartigheid in mijn rugzak, de jaren die me nog gegeven zijn zinvol en met zin te kunnen leven.’
[1] Zes hiervan komen voor in het evangelie Mattheüs 25 en de doden begraven komt uit bijbelboek Tobith.
[2] Johannes 10,10.
[3] Uit de brochure van de Beweging van Barmhartigheid.
[4] Zie ook Bram Rutgers van der Loeff (red.), Compassie: ondernemers over mededogen, Meinema VNO-NCW, 2004.
bron: www.barmhartigheid.nl
foto: detail van schilderij van de verloren zoon, door Elisabeth Heuff-Kuylaars.
fotograaf: Jopie Beumkes