Compassie in Europees perspectief
Door prof. dr. Christiane Berkvens-Stevelinck
Inleiding
Vijf jaar geleden, in november 2009, lanceerde de Engelse schrijfster Karen Armstrong, samen met vooraanstaande spirituele leiders als Rabbijn Soetendorp, de Dalai Lama, Tariq Ramadan en bisschop Tutu, de Charter for Compassion, het Handvest voor Compassie. Sindsdien duikt de term compassie veelvuldig op, op allerlei terreinen: politiek, economisch, bestuurlijk. Kennelijk kwamen de term en het idee van de Charter wereldwijd op een geschikt moment.
Vorige week, bij de uitreiking van de Nobelprijs voor de vrede aan Malala Yousafzai en Kailash Satyarti, riep deze laatste op tot wereldwijde compassie, te beginnen met kinderen.
Voordat we kijken naar de praktische invulling van de Charter for Compassion, wereldwijd én in Nederland, is het belangrijk precies te weten waar we het over hebben. Zonder te vervallen in een zinloze woordenstrijd.
Definitie
Dat er werd geaarzeld bij de Nederlandse vertaling van de Charter for Compassion is niet verwonderlijk. Wat moest het worden: mededogen, barmhartigheid? Dat is niet alleen een taalkundige kwestie. Barmhartigheid en mededogen zijn prachtige woorden maar onwillekeurig roepen ze een associatie van ongelijkheid op. Iemand heeft hulp nodig en een ander, die het beter heeft, komt die persoon te hulp. Van boven naar beneden als het ware. De personen zijn ongelijk.
Bij compassie gaat het juist om een relatie tussen gelijken. Men voelt, men lijdt samen: com-passie. En daarmee zijn we precies bij ons onderwerp beland.
Want gelijkheid is een van de sterkste begrippen uit de Europese cultuur. Voor gelijkheid is in de Europese geschiedenis fel gevochten. Denk aan de Franse Revolutie, met de trits Vrijheid-Gelijkheid-Broederschap. Drie begrippen die onlosbaar met elkaar verbonden zijn: zonder vrijheid, geen gelijkheid en zonder gelijkheid geen Broederschap.
Alleen al de keuze van het woord Compassie als vertaling van het Engelse Compassion, terwijl meer gangbare woorden voorhanden waren, geeft dus aan wat wij bedoelen als we het over compassie hebben.
Het gaat hierom : omgaan met elkaar als gelijken. En als je in de ander een gelijke ziet, dan wens je hem of haar wat je jezelf toewenst.
De Gulden Regel dus.
De Gulden Regel
Compassie, schreef Karen Armstrong, stoelt op de aloude Gulden Regel.
Die bestaat in twee versies, een negatieve:
wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.
En een positieve:
behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.
Als ik bij lezingen de aanwezigen vragen waar de Gulden Regel vandaan komt, krijg ik meestal als antwoord: uit het evangelie, of uit de Bijbel! Dat is een fout maar interessant antwoord. Want dat betekent dat Europeanen menen dat de Gulden Regel afkomstig is van hun eigen joods-christelijke Europese cultuur.
Ik zie dan verbaasde blikken als ik vertel dat praktisch alle levensbeschouwingen, religieus of niet, de Gulden Regel als richtsnoer ten leven noemen. Ik noem er slechts een paar: de Indiase Mahabaratha 1500 voor Christus, de leer van Confucius in de 6e eeuw voor Christus, de Griekse school van Isocrates in de 4e eeuw voor Christus, de Tora, en rabbi Hillel in de 1e eeuw voor Christus. In al deze levensbeschouwingen komt de Gulden Regel in praktisch dezelfde bewoording voor. Het gaat dus om een wijd verbreid filosofisch inzicht, van praktische aard. Want praktisch is het! Stelt u voor dat elk mens zich in de praktijk aan de Gulden Regel zou houden, hoe mooi zou de wereld niet uitzien!
Via de Griekse en de joods-christelijke cultuur maakte Europa dus kennis met de Gulden Regel. En de impact daarvan is zo bepalend geweest dat veel Europeanen denken dat het hún cultureel erfgoed is.
Dat blijkt dus niet te kloppen, zoals we net hebben gezien.
Overigens blijkt compassie zelfs niet slechts ‘menselijk’ te zijn.
Waar komt compassie vandaan?
Recent wetenschappelijk onderzoek laat zien dat dieren compassie kennen. Ik noem alleen de onderzoeken van de Nederlandse bioloog Frans de Waal over de bonobos (dwergchimpanzee) en de films van de eveneens Nederlandse filmmaker Bruno van Lawick die in zijn film over de Serengeti-trek laat zien hoe buffels een kalfje tegen aanvallende leeuwen komen verdedigen, met risico voor eigen leven. Een betoverend schouwspel, dat haaks op The survival of the fittest staat. Het zou veel logischer van de buffels zijn om de wanhopige roep van dat arme kalfje te negeren en zélf ervandoor gaan. Maar dat doen ze niet! Ze komen het kalfje te hulp. Een van ons. Met gevaar voor eigen leven.
Dus we kunnen filosoferen wat we willen over compassie, maar misschien zit het gewoon in het menselijke genoom.
Waarom krijgt het begrip compassie in Europa (elders ook, maar nu heb ik het over Europa) plotseling zoveel aandacht, waarom schieten initiatieven van compassionate life de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond?
Compassie in de Europese cultuur
Omdat compassie een van de bestanddelen van de Europese cultuur is (van andere culturen ook, ik concentreer me hier op Europa).
In de Europese cultuur zijn talloze sporen te vinden van concrete compassie met de medemens. Van oudsher. Op het gebied van armoedebestrijding of medische zorg bijvoorbeeld. Dat gebeurde in voorgaande eeuwen op een andere manier dan nu: het was toen vaak aan een bepaalde levensbeschouwing gekoppeld.
Van de confessionele ziekenzorg tot aan de Maatschappij tot ‘t nut van het algemeen.
De huidige opleving van de aandacht voor ‘compassionate life’, op alle mogelijke terreinen, past in het kader van deze oude culturele traditie. Maar het heeft zich losgezongen van specifieke, verzuilde achtergronden.
Zo is de zogeheten participatiemaatschappij die nu bevorderd (of zelfs afgedwongen) wordt, niets anders dan een terugkeer naar de vroegere onderlinge betrokkenheid van particuliere burgers. Deze betrokkenheid brokkelde af sinds het einde van de 19e eeuw, werd teruggedrongen door de opkomst van de verzorgingsstaat in de 20ste eeuw en herrijst nu uit haar as. In een vorm die alles te maken heeft met compassionate life, maar nu in het kader van een ideale civil society.
In de huidige Europese cultuur zijn idealisme én compassie uitbundig aanwezig. Alleen zijn hun verschijningsvormen anders dan vroeger. En ook de wijze waarop mensen erover denken en praten zijn anders geworden.
Cynici beweren dat dit soort begrippen (idealisme, compassie) zijn verdwenen in de stormachtige ontwikkelingen die Europa sinds enkele decennia meemaakte: ontkerkelijking, secularisatie, verdwijning van de grote verbanden. Wetenschappers van de Universiteit van Tilburg onderzochten de staat van het idealisme in Nederland (onderzoek De Lage Landen en het Hogere in Nederland, 2012, aangekondigd in Eigentijds idealisme. Een afrekening met het cynisme in Nederland, door Gabriël van den Brink. Amsterdam 2012) en wat blijkt? Het idealisme is juist springlevend in ons land maar heeft nieuwe verschijningsvormen aangenomen.
Ik denk dat hetzelfde fenomeen zich voordoet voor het begrip compassie.
Van uitsluitend egoïsme en gebrek aan interesse, empathie en compassie voor de ander is geen sprake. Er zijn heel weinig mensen die helemaal geen idealen hebben en zuiver en alleen het eigenbelang nastreven. Onze meeste landgenoten zetten zich wel degelijk in voor allerlei zaken: vrijwilligerswerk, natuurbehoud, sportbegeleiding, zelfverwezenlijking. Verbazingwekkend genoeg is er ook in het arbeidsethos sprake van idealistische overwegingen, zowel in de zachte als in de harde sector. Aan de basis van deze inzet staan: hoge morele waarden, het gevoel deel te zijn van een groter geheel dat tot individuele verantwoordelijkheid oproept. De Tilburgse onderzoekers noemen dit ‘het Hogere’. Ze gebruiken deze oorspronkelijke religieuze term, die bij velen weerstand oproept, in een seculiere zin. Het Hogere is iets dat het eigenbelang overstijgt en oproept tot onbaatzuchtigheid. Om dit eigentijdse idealisme te duiden, missen velen de juiste woorden. De religieuze en politieke taal, christelijk of socialistisch, die tot voor kort daartoe diende, is verdwenen of cryptisch geworden. Dus spreken mensen niet graag over hun maatschappelijke inzet, ze doen gewoon wat ze vinden dat gedaan moet worden. Een nieuwe civil society is op komst, waarin idealisme en compassie in talloze, deels nieuwe vormen aan de oppervlakte komen.
Maatschappelijk cynisme is misschien modieus, met de werkelijkheid klopt het dus niet.
Compassie wordt veelvuldig toegepast, ‘beleefd’. Nu net zo zeer als vroeger. Maar de manier waarop het nu gebeurt, wijkt soms af van de eerdere toepassingen.
Op de huidige praktijk komt het aan.
Christiane Berkvens-Stevelinck
Column uitgesproken ter gelegenheid van de eerste Werkconferentie van Stichting Handvest voor Compassie NL op 17 december 2014 bij Seats to Meet in Utrecht.